CLOSE

Een week vol chaos en ontspanning

Wat een normale week zou worden bleek al snel niet waar te zijn. Eva en ik vertrokken maandag naar Parimaribo om haar visum te regelen en plaasterloos door het leven te gaan. Al snel ontdekte we dat we onze paspoorten niet bij hadden. Op de controlepost tussen Moengo en Parimaribo werden we tegengehouden omdat ze dachten dat we illegale vluchtelingen waren. Na een discussie en de zin van Eva : “Kijk we kunnen hier nog lang blijven staan maar jullie gaan ons toch gewoon moeten laten doorgaan” mochten we verdergaan. Eens in Parimaribo splitsten onze wegen. De afspraak voor het verwijderen van mijn gips verliep vlot tot het moment dat ik besefte dat ze in dit ziekenhuis geen foto’s konden laten maken. Het ziekenhuis verwees mij hierna door naar een ander bedrijf, maar deze werkte volgens de Surinaamse tijd en waren al gesloten vanaf de middag. Door rond te bellen bleek het academisch ziekenhuis over de juiste apparatuur te beschikken. Eenmaal aangekomen bleek mijn hand nog steeds gebroken te zijn, waardoor deze terug in de gips moest. Zo kwam ik mijn volgende probleem tegen; de gipskamer van het academisch ziekenhuis werkt enkel in de voormiddag. Na even mentale steun te krijgen van thuis zette ik mijn avontuur verder terug naar het eerste ziekenhuis. Eenmaal aangekomen waren ze verbaasd mij terug te zien met foto's. Na de dokter snel mijn foto’s had bekeken ben ik opnieuw in de gips geplaatst.

In de avond verenigde Eva en mezelf zich in het hostel waar Arjen (vriend van Eva) en Veerle (moeder van Arjen) zich bevonden. Ondanks de spannende dag was het avontuur nog niet voorbij. De hevige regenbui van die avond zorgde ervoor dat de straten volledig onderwater waren gelopen. Toen het tijd was om te gaan slapen merkte ik dat niet enkel de straat maar ook mijn kamer onderwater was gelopen. Hoewel mijn kamer omgevormd was tot een waterbad, was ik blij mijn bed te zien.

Emma en Elke hebben in Moengo van de rust gebruik gemaakt en voor een strakke planning gezorgd. Want ondanks de 4de week net gepasseerd is hebben we nog veel werk te onderzoeken en te analyseren. De volgende dag keerden Eva, Arjen, Veerle en ik terug naar Moengo. Eenmaal aangekomen hebben we samen de planning overlopen. Door een hevige regenbui zijn we met zen allen thuis gebleven om de laatste informatie te analyseren en te bekijken op welke punten we onze focus verder willen vestigen. De volgende dag zijn Emma, Elke en ik in Moengo gebleven om administratieve dingen te regelen. Eva is samen met Veerle Ricanau Moffo gaan bezoeken tot het Surinaamse weer er anders over dacht… als bezopen kiekens kwamen ze terug aan in Moengo.

Donderdag morgend vertrekken we in Ricanau Mofo met de boot om 10u15. Het is een zonnige, warme dag, ideaal om via de Cotticarivier verschillende dorpen te bezoeken. Keba heeft twee gezellen met zich mee (2 van haar kleindochters), wij zijn met 4 studenten, een plus one (Arjen en zijn moeder (Veerle). In totaal zitten er 9 mensen in de boot van Keba. Naar mijn inschatting kunnen er tot 12 mensen in de boot zitten, maar dan is het wel wat krapper. De boot is vervaardigd uit hout, en heeft zitplanken in dezelfde houtsoort. Wanneer het niet nodig is kunnen de zitplanken los worden gemaakt. 

We varen stroomafwaarts. De open waterstructuur van de Cotticarivier wordt begrensd door twee groene muren, met een gelaagdheid die in België ongezien is. Af en toe krijg je een glimps van het mysterie die zich achter deze muur afspeelt. Bij de eerste splitsing in het water nemen we de afslag naar links. Er zweeft een vogeltje vlak boven het water en lijkt de boot even te volgen. Later zien we nog meer leuke vogelsoorten, waaronder een ijsvogeltje en een arend. Aan onze linkerzijde zien we de eerste nederzetting, maar we varen er gewoon voorbij. Een naambordje aan de steiger van het dorp geeft aan dat het om het dorp ‘Manga Bong’ gaat. Nog geen twee minuten later duiken er tussen het groen andere huisjes op. De naam van het dorp is ‘Amaloko Kandre’. Het dorp laat een lege indruk na. Volgens Keba is bijna iedereen uit het dorp naar Moengo verhuisd. De jongeren gaan er naar school. De oorspronkelijke inwoners zouden terugkomen als er een feest is. We spreken met een van de enige aanwezigen in het dorp, Patricia Pinas genaamd. Ze vertelt ons onder meer dat er, anders dan in Ricanau Mofo, watermeloen geteeld wordt, dat er elektriciteit is die gewekt wordt door een gererator en dat er een weg is die verschillende dorpen met elkaar verbindt.

We varen verder op de rivier naar Langahoekoei. Er is opnieuw amper iemand aanwezig in het dorp. Volgens Keba zouden de oorspronkelijke inwoners door de binnenlandse oorlog naar de stad gevlucht zijn. We vinden één enkele oude man, turend naar het water op een bankje in de schaduw van een boom. Zijn naam is Joseph Pinas. Hij spreekt geen Nederlands, net als de voorgaande dorpelinge die we tegenkwamen. Keba doet dienst als tolk. Joseph vertelt dat de inwoners overnachten op de kostgrondjes, waaronder ook de kapitein en veel huizen in het dorp zouden zijn van mensen die eigenlijk in de stad wonen. Mnr. Pinas gaat een graafmachine halen om cassave te zetten. Daarnaast telen ze ook Chinese Tayer. Hij zegt dat er niet voldoende werkgelegenheid is en dat het idee leeft om een toeristische lodge te plaatsen. Als ik vraag waarvoor toeristen volgens hem naar daar zouden komen, dan zegt hij ‘voor de vogelsoorten, zoals de papegaai’. Deze zouden vooral in de ochtend waar te nemen zijn overheen de Cotticarivier. We nemen afscheid en de man laat nog weten dat hij blij was ons te zien, omdat hij alleen is in het dorp op dat moment. 

We varen verder naar onze laatste stop: Tamarin. Al voordat we aanmeren merken we dat in dit dorp meer leven is dan in de voorgaande twee dorpen. Er is menselijke activiteit langs de oevers. Later blijkt dat er toch slechts om en bij de 15 mensen in het dorp wonen. In tegenstelling tot de voorgaande dorpen staan er geen plassen, als restant van de zware regenbui van de vorige dag. Uit latere vertellingen zal blijken dat het dorp minder te kampen krijgt met wateroverlast dan de voorgaande dorpen. Keba blijkt de kapitein vrij goed te kennen. De twee begroeten elkaar hartelijk. De naam van de huidige kapitein van Tamarin is Alwin Pinas. Hij vertelt ons dat hij België goed kent omdat hij er stage heeft gelopen als brandweer. Het lijkt alsof hij deze functie nooit heeft opgegeven. Nog steeds draagt hij zijn brandweerschoenen en -jas. Verder heeft het dorp nog een link met België. In 2017 zouden er twee studenten in het dorp geweest zijn die een studie deden naar het erfgoed van het dorp. In het dorp staan namelijk enkele restanten van de Nederlandse kolonisatie: een school en een kostschool. De kostschool is een houten gebouw, volgens de kaptein het grootste gebouw langs de cotticarivier. Deze is helaas in erg slechte staat. Kapitein Pinas vertelt ons dat er al fondsen zijn geweest om het gebouw in stand te houden, maar renovatie zou volgens hem niet meer mogelijk zijn. De houten constructie is al te ver afgetakeld en is niet meer veilig om te betreden door het instortingsgevaar. De school daarentegen is wel nog in goede staat. Het gaat om een langwerpig gebouw met twee verdiepingen. De leslokalen bevinden zich op de onderste verdieping. Op de bovenste verdieping zijn er 8 kamers die bestemd zijn als verblijfplaats voor de leerkrachten. Slechts 3 van de 8 kamers zijn effectief in gebruik genomen door leerkrachten. De kapitein stemt enthousiast in wanneer ik het idee poneer om de resterende kamers om te vormen naar een soort lodges voor toeristen. Een inkomstenbron, anders dan landbouw, zou immers welkom zijn en de kapitein had al eerder gehoord dat toerisme een goede bron van inkomsten kon zijn. Het leerlingenaantal van de school is sterk ingekrompen. Vroeger gingen er ongeveer 75 leerlingen naar de school, waarvan ook kinderen van Ricanau Mofo naar deze school met een schoolboot. Nu heeft Ricanau Mofo zelf een schooltje, waar de kinderen naartoe gaan tot 12 jaar. Op dit moment volgen er in Tamarin slechts 26 leerlingen les, waarvan 23 kinderen die uit andere dorpen komen. Zij komen per boot naar Tamarin.

De tocht zorgde voor een andere kijk op Ricanau Moffo. Wat voor ons een klein marron dorpje leek te zijn, evolueerde al snel naar een groot dorp dat strategisch goed gelegen is aan de mond van de Ricanaukreek en Cotticarivier. Bij terugkomst ontdekten we dat enkele dorpelingen cassave brood aan het maken waren. We leerden het proces kennen en kregen proevertjes. Ondanks we niets van beleg ter beschikking hadden vonden we het brood heel lekker.

Na het cassave brood zijn Emma, Elke en ik vertrokken richting Parimaribo. We hadden namelijk enkele verlofdagen ingepland en vertrokken naar Bigi Pan. Ondanks de eigenaar van ons verblijf tijdens de taxirit pas geannuleerd had, vonden we last-minute nog een andere accommodatie. We ontdekten dat we niet de enige studenten waren in het huis. We troffen 3 vriendelijke Nederlandse studenten aan, wat voor ons een aangename verrassing was.

De volgende dag stond onze taxi naar Bigi Pan vroeg in de ochtend klaar. Eenmaal aangekomen bevonden we ons ver weg van internet en verbinding met de buitenwereld. Overdag zijn we vogels gaan spotten en kregen we lekker eten. In de avond gingen we kaaimannen en slangen spotten. Na enkele slangen te zien begon het geloof van een kaaiman te spotten te verkleinen. De gids zag enkele kleine ogen flitsen in het licht en besloot eigenhandig en blootsvoets de boot te verlaten om de kleine kaaiman te vangen. Vol ongeloof kwam hij daadwerkelijk met een kaaiman terug de boot in. Hij vertelde dat deze tot 2 meter groot kunnen worden. Na een aai van ons 3 werd deze weer veilig terug geplaatst. Na een gezellige overnachting in Bigi Pan zijn we in de ochtend terug de boot opgestapt om meer vogels te spotten. In de middag keerden we terug naar Paramaribo. Aangezien ons visum hier verlengd moest worden, besloten we tot maandag te blijven. Eenmaal terug aangekomen in het studentenhuis, werden we door de Nederlandse studenten meegenomen naar een afscheidsfeest van twee andere erasmus-studenten. We werden al snel aan iedereen voorgesteld en hadden een leuke nacht.

De volgende ochtend werden we verwacht bij Marciano Dasai, hij helpt ons verder met ons onderzoek. We werden overspoeld met nieuwe interessante denkpistes en onderzoeksideeën. Hierna zijn we de stad ingetrokken om wat inkopen te doen die in Moengo niet te vinden zijn. Na de inkopen hebben we samen met de Nederlandse studenten gegeten, om daarna te genieten van de airco in onze kamer.

Tip van de week; breek iets in de voormiddag, dan kan je wel geholpen worden in één ziekenhuis.